Ido de Haan, Paul den Hoed en Henk te Velde (red.), Een nieuwe staat. Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden
Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam 2013
ISBN: 978 90 351 40677
Hardcover, illustraties in kleur en zwart/wit
Met register en lijst van relevante literatuur
432 pagina’s
€45, –
Een nieuwe staat
De bundel Een nieuwe staat. Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden, onder redactie van hoogleraren Ido de Haan en Henk te Velde en voormalig lid van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WWR) Paul den Hoed, werd in opdracht van het Nationaal Comité 200 jaar koninkrijk samengesteld en verscheen op 30 november 2013, de dag van de officiële start van de viering van 200 jaar koninkrijk. Verschillende gerenommeerde historici bogen zich voor dit jubileumboek over een verscheidenheid van gebeurtenissen en onderwerpen die samenhangen met de woelige jaren 1813-1815, de periode waarin het Koninkrijk der Verenigde Nederland haar vorm kreeg. Nu bestaat er over het precieze beginpunt van dit nieuwe koninkrijk, zoals redacteur Ido de Haan reeds in de inleiding aangeeft, nogal wat verwarring. Zo schrijft hij:
Is dat 2 december 1813, het moment waarop de op 30 november bij Scheveningen gelande Willem Frederik (…) zich liet uitroepen tot “soeverein vorst van de Verenigde Provincies der Nederlanden”? Of 29 maart 1814, toen Willem het voorlopig bestuur van de Zuidelijke Nederlanden overnam? Of 16 maart 1815, toen hij zich Koning Willem I der Nederlanden ging noemen? Of pas 24 augustus 1815, toen de grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden van kracht werd?
Genoeg redenen, aldus De Haan, om de vraag te doen rijzen of er überhaupt wel een ‘tweede eeuwfeest’ te vieren valt. Zoals de hierboven genoemde veelheid aan mogelijke ‘startpunten’ doet vermoeden betekende de verdrijving van de Franse bezetter het begin van een woelige periode, bestaande uit ‘een onvast zoeken naar nieuwe vormen (…) met als enige zekerheid dat de weg terug naar het oude regime definitief [was] afgesloten.’(p.9) Dit zoeken naar nieuwe vormen wordt weerspiegeld in de verscheidenheid aan onderwerpen die in Een nieuwe staat worden behandelt. Het voert te ver om hier alle bijdragen uitvoerig te behandelen, maar een korte vermelding van de verschillende onderwerpen is zeker op zijn plaats. Na een algemene beschouwing van het jaar 1813 (door De Haan) worden achtereenvolgens geanalyseerd: de rol van Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) (Edwin van Meerkerk); de propaganda voor het koningschap van Willem I (Eveline Koolhaas-Grosfeld); het ontwerpen van de grondwet (Bart van Poelgeest); de grenzen, wateren en grond, of: de fysieke kant van de Nederlanden (Hans Knippenberg); het napoleontisch bestuur en de staat van Willem I (Matthijs Lok); het Verenigd Koninkrijk in de Europese context (Emiel Lamberts); de vorming van het nieuwe Nederlandse leger (Ben Schoenmaker); de schepping van de Nederlandse koloniale staat (Leonard Blussé); koning Willem I en de Caraïben (Gert Oostindie); het Nederlandse slavernijverleden (Dienke Hondius); de economische ontwikkelingen in België en Nederland (Tom Pfeil); de armenzorg en het onderwijs (Piet de Rooy); de verhouding tussen burgers, ingezetenen en vreemdelingen (Marlou Schrover); huiselijkheid, maatschappelijke orde en publieke ruimte (Remieg Aerts); vaderlandse heldinnen en de vrouwelijke deugdzaamheid (Els Kloek); religie en het koninkrijk (Joris van Eijnatten); joden als Nederlandse burgers (Bart Wallet); opvattingen over de Nederlandse natie (Joep Leerssen); het hoger onderwijs onder Willem I (Klaas van Berkel); het nationale monument ‘1813’ (Paul den Hoed); en, last but not least, de herdenkingen en betekenis van 1813 (Henk te Velde). Kortom, een grote verscheidenheid van onderwerpen, waarmee wordt geprobeerd een zo compleet mogelijk beeld van het ontstaan van het koninkrijk der Nederlanden te schetsen.
Prettig is hierbij dat niet alleen vanuit een nationale context naar de verschillende onderwerpen wordt gekeken, en dat ook de vaak onderbelichte bevolkingsgroepen, zoals de armen, minderheden en vrouwen aan bod komen. Bovendien worden de gevolgen van de vestiging van de nieuwe Nederlandse staat voor de koloniën onder de loep genomen. De bijdrage van Hans Knippenberg, over de fysieke kenmerken van het koninkrijk, springt echter het meest in het oog. Hierin buigt hij zich over schijnbaar voor de hand liggende vragen als: hoe zag het Nederlandse landschap er in 1813-1815 eigenlijk uit? Hoe reisde men, en hoe verliep de communicatie tussen de verschillende delen van het koninkrijk? Knippenberg stelt hierbij de ontwikkeling van de infrastructuur centraal, zoals de verbetering van de vaarwegen – één van de bijnamen van Willem I was niet voor niets ‘kanalenkoning’ – maar vooral ook de opkomst van het Nederlandse spoorwegennet. Hoewel voorgenoemde ontwikkelingen, aldus Knippenberg, zeker geen cesuur betekenden – veel ontwikkelingen waren in de Bataafs-Franse tijd reeds in gang gezet – werd juist door deze continuïteit en Willems’ autocratische stijl van regeren een grote stap gezet in de strijd tegen het water en bovendien een belangrijke impuls gegeven aan de infrastructurele integratie en eenwording van Nederland op de lange termijn. In veel analyses van de Nederlanden ontbreekt een dergelijk oog voor de fysieke kenmerken van het land, terwijl deze juist, zoals Knippenberg op overtuigende wijze duidelijk weet te maken, van grote invloed zijn op de staatsvorming. Hoewel de grote variatie in onderwerpen (en daardoor aandacht voor onderwerpen als die van Knippenberg) een groot voordeel is voor het scheppen van een beeld van het ontstaan van het koninkrijk in het algemeen, kleven er enkele nadelen aan. Omdat aan elk onderwerp ongeveer dezelfde ruimte wordt geboden, blijven een aantal ontwikkelingen enigszins onderbelicht. Een voorbeeld hiervan is de wederopbouw van het Nederlandse leger dat, zeker voor Willem I, van cruciaal belang was bij de vestiging van zijn gezag en het veiligstellen van de grenzen van zijn kersverse koninkrijk.
Desalniettemin is Een nieuwe staat in het geheel een zeer leesbaar en met veel zorg samengesteld overzichtswerk. De selectie van de veelheid aan illustraties is uitmuntend en de vormgeving in zijn geheel prettig. Het boek is rijk geïllustreerd en prettig vormgegeven. Door de verscheidenheid aan onderwerpen is het zeer geschikt voor de lezer die zich graag een algemeen beeld wil vormen van de Nederlanden in de jaren 1813-1815. Daarnaast vormt het voor de lezer die op zoek is naar meer gespecialiseerde werken over bepaalde aspecten, door de duidelijke bronverwijzingen, een goed beginpunt voor nader onderzoek. Een echte aanrader!
Jelmer Rotteveel