Koning Willem II., 1792-1849, Jeroen van Zanten
Uitgeverij Boom
Amsterdam, 2013
ISBN: 978 94 61 0518 51
Hardcover, illustraties in zwart-wit en kleur, stamboom, kaarten, noten en personenregister.
600 Pagina’s
€ 39, 90 (set: 99, 90)
Koning Willem II
In navolging van de vorige week op deze website verschenen recensie van de biografie van Koning Willem I, 1772-1843 van Jeroen Koch, volgt nu het tweede deel van de serie koningsbiografieën, Koning Willem II, 1792-1849. Dit deel, van de hand van historicus Jeroen van Zanten, betreft een levensbeschrijving van Willem Frederik George Lodewijk (roepnaam Guillot), de latere koning Willem II. Van de drie beschreven Oranjevorsten is hij het meeste in de vergetelheid geraakt. Hier zijn, zo schrijft Van Zanten, meerdere redenen voor te geven. Zo valt zijn relatief korte regeerperiode (zeven jaar) in het niet bij die van zijn vader (vijfentwintig jaar) en zijn zoon (veertig jaar). Bovendien is zijn tamelijk heldhaftige inzet tijdens de oorlog in Spanje en de laatste campagne tegen Napoleon naar de achtergrond gedrongen door de inspanningen van de Britten. Ten slotte is ook ‘1848’ hem ‘ontnomen’ en ‘als Thorbecke’s verdienste geclaimd’ (p. 589). Met hulp van de aanzetten van historici Bosscha, Colenbrander en Bornewasser probeert Van Zanten hier verandering in te brengen.
De biografie over Willem II kent een vergelijkbare opzet met die over zijn vader. Ook in dit geval heeft de biograaf ruime aandacht voor de politieke, economische en culturele context waarbinnen Willems levensverhaal zich afspeelt. Opnieuw komt een beeld naar voren van een vorst die werd meegesleurd in de woelige eerste helft van de negentiende eeuw. Het leven van de jongere Willem werd, net als dat van zijn vader, gekenmerkt door oorlog en revolutie. Hij werd geboren in 1792, ten tijde van de Revolutionaire oorlogen, zwierf enkele jaren samen met zijn familie over het continent, vocht mee tijdens de oorlog in Spanje en de laatste fase van de strijd tegen Napoleon en raakte betrokken bij de Belgische Opstand in 1830. Zowel op het Iberisch schiereiland als tijdens de campagne in de Zuidelijke Nederlanden zou hij zich militair onderscheiden en bij Waterloo zich dermate in het strijdgewoel te hebben gemengd dat hij gewond raakte. Daarbij kwam de moeizame relatie met zijn autoritaire vader die hem vooral beschouwde als instrument waarmee de belangen van het Huis van Oranje konden worden behartigd. Dit laatste kwam op pijnlijke wijze tot uitdrukking in de perikelen rond het door Willem Frederik beoogde huwelijk tussen Willem en Charlotte, de (enige) dochter van George, Prince of Wales, de latere George IV. Deze, en vele andere zaken trokken een zware wissel op Willem. Ook het koningschap viel hem zwaar. Al kort na zijn aantreden in 1840 (hij was toen slechts drie maanden koning) beklaagde hij zich bij zijn familie over zijn teleurstelling over het koningschap. Tijdens zijn korte regeerperiode zou hij steeds meer verwikkeld raken in persoonlijke controverses, snel wisselende politieke verhoudingen en economische problemen.
Willem bleek zeer onsuccesvol in de internationale politiek en wist door zijn vele uitgaven een grote schuld te vergaren. Hoewel hem bij de grondwetsherziening van 1840 een toelage van anderhalf miljoen gulden was toegekend, zou dit bedrag op aandringen van de toenmalige minister van Financiën Van Hall in 1844 met Willems schoorvoetende instemming worden gereduceerd tot 600.000 gulden per jaar. Naast zijn vaste uitgaven zou hij grote bedragen spenderen aan ‘schilderijen, bouwprojecten, onroerend goed en allerlei liefhebberijen’ (584) gefinancierd met een veelheid aan leningen en hypotheken. Hierdoor zou hij zijn familie na zijn vroege dood in 1849 met een schuld van ongeveer vier miljoen gulden opzadelen. Om deze te voldoen, gingen zijn schilderijen, plantencollectie, menagerie met exotische dieren en vogels allemaal onder de hamer. Van Zanten schrijft: ‘[n]og geen anderhalf jaar na Willems overlijden was zijn koningsidylle – het neogotische en romantische Gesamtkunstwerk dat hij voor zichzelf aan het Noordeinde en de Kneuterdijk had opgetrokken – ontmanteld (p. 585).
De enorme haast waarmee Anna [zijn vrouw] en de kinderen besloten om [zijn] schilderijencollectie te verkopen noemt Van Zanten ‘onbegrijpelijk’(p. 586). Vermoedelijk, zo vervolgt hij, was deze ingegeven door de angst voor ‘juridische narigheden’ en vorderingen. Van Zanten beschrijft deze kwestie, en Willems leven, met veel vuur en enthousiasme. Voor de algemene politieke, sociale, economische en culturele context maakte hij veelvuldig gebruik van de recente historiografie, maar om een zo volledig mogelijke levensbeschrijving te produceren voerde hij een omvangrijk bronnenonderzoek uit in het binnen- en buitenland. De auteur putte daarbij uit ‘duizenden brieven, honderden pagina’s dagboeknotities en nieuw ontdekt autobiografisch materiaal’. Zijn uitputtende bronnenonderzoek heeft zeker zijn vruchten afgeworpen. In een zeer compleet aandoende biografie schetst Van Zanten een boeiend, zeer persoonlijk beeld van een door de omstandigheden van zijn tijd keer op keer op de proef gestelde, wat tragische, figuur van Willem II. In zijn epiloog stelt de biograaf dat hij heeft beoogd de aanzet te geven tot nieuw onderzoek, ‘en in het bijzonder tot de tegenwoordig door “artikel- en peerreviewmanie” op de academie nogal bedreigde variant van de geschiedschrijving, die van slow science: de tijdrovende en gedurige literatuur – en bronnenstudie’ (p. 597). Het is te hopen dat Van Zanten hierin slaagt. Aan de kwaliteit van zijn uitmuntende biografie van koning Willem II zal het in elk geval zeker niet liggen.
Jelmer Rotteveel