Oranje onder. Populair Orangisme van Willem van Oranje tot nu, Henk te Velde en Donald Haks (red.)

Reviewer: Jelmer Rotteveel

Oranje onder. Populair Orangisme van Willem van Oranje tot nu, Henk te Velde en Donald Haks (red.)

Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam 2014

ISBN: 978 90 351 4125 4

Paperback, illustraties in zwart/wit

301 pagina’s

€29, 95

Oranje onder

Kortgeleden verscheen onder redactie van Henk te Velde en Donald Haks het boek Oranje Onder. Populair Orangisme van Willem van Oranje tot nu (Amsterdam 2014). Het moment van verschijnen, zo kort voor het wereldkampioenschap voetbal in Brazilië en de daaraan inherente uitbundige uitingen van Oranjegevoel, doet enige opzet vermoeden. Hoe het ook zij, voor dit boek boog een aanzienlijk aantal gerenommeerde Nederlandse historici zich over de geschiedenis van het orangisme. Het orangisme, waarmee zij de ‘aanhang en aanhankelijkheid aan Oranje’ verstaan, kende door de eeuwen heen vele verschillende gedaanten. In het verleden werd dit fenomeen door veel historici als vanzelfsprekend beschouwd. Dit veranderde toen meer belangstelling ontstond voor de sociaal-culturele zijde van de politiek. De band tussen Nederland en Oranje gaf nu aanleiding tot vragen over de ontwikkeling, (politieke) functie en de propagatie ervan. Daarbij bleef echter het orangisme buiten de politieke elite buiten beschouwing, terwijl het onderzoeken daarvan, zo stelt Henk te Velde in zijn inleiding, een nieuw beeld doet ontstaan van de lange geschiedenis van het orangisme en van het recente Oranjegevoel (p.7). De opzet van Oranje onder is hoofdzakelijk chronologisch. Zoals de titel impliceert wordt het orangisme vanaf de dood van Willem van Oranje gevolgd tot in het heden, waarbij speciaal de aandacht uitgaat naar de (dis)continuïteit van het fenomeen. Zo blijkt het orangisme vooral op crisismomenten naar de voorgrond te treden, zoals in 1672, tijdens het verkrijgen van de onafhankelijkheid in 1813 en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Bijzonder verfrissend is daarbij de aandacht voor het orangisme buiten de grenzen. Zo onderzocht Els Witte het orangisme in België in de periode 1815-1850, een periodisering waarmee zij, in tegenstelling tot veel andere historici, de Belgische Revolutie eens niet als begin- of eindpunt hanteert. Zij biedt hiermee een interessant perspectief op de Oranjecultus, die aanvankelijk een rol speelde bij de oprichting van het Verenigd Koninkrijk van Willem I. Dit om het samengaan van Noord- en Zuid tot één koninkrijk te bevorderen. Na de Revolutie was de cultus, zo schrijft Els, van groot belang voor de contrarevolutionaire beweging in België. Een tegenbeweging die niet minder dan vijftien jaar zou standhouden.
Joost Augusteijn kijkt in zijn hoofdstuk echter nog verder over de grens, waarmee hij met succes aantoont dat het orangisme zeker ook als een internationaal fenomeen kan worden beschouwd. Het zal de menig lezer verbazen dat Oranjeverenigingen naast in Nederland en België ook actief zijn in Ierland, Engeland, Schotland, Canada, de Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland, Togo en Ghana. Deze ‘expressies van oranjegevoel’, zo schrijft Augusteijn, zijn afkomstig uit Ierland, waar de Orange Order of Ireland vooral bekend is geworden door het houden van jaarlijkse marsen, waarbij Willem III als symbool altijd prominent aanwezig is. Na zijn acceptatie van de kroon van Engeland, Schotland en Ierland tijdens de Glorious Revolution (1689) en de Battle of the Boyne op 12 juli 1690 zou hij uitgroeien tot een exclusief protestants symbool. De bovengenoemde Orange Order zou als beweging in de negentiende eeuw, door toenemende verstedelijking, maar ook door de toenemende mobiliteit en de opbouw van een koloniaal rijk vanuit Ierland worden geëxporteerd. Eerst naar Groot-Brittannië en Schotland, maar later ook, met name door het leger, naar Canada, de Verenigde Staten en de koloniën.
Naast deze twee beschouwingen van het orangisme buiten Nederland komen ook de meer gebruikelijke dieptepunten uit de Nederlandse geschiedenis aan bod, zoals het eerder genoemde Rampjaar, de patriottentijd en de Duitse bezetting. Daarnaast is ook aandacht voor het orangisme in betere tijden: Anne Petterson en Peter Jan Margry analyseerden bijvoorbeeld het orangisme ten tijde van respectievelijk de zeventigste verjaardag van koning Willem III en de vieringen van Koninginnedag. Hoewel de verschillende bijdragen tezamen een vrij compleet beeld schetsen vormt de geringe aandacht voor het orangisme binnen het leger een duidelijk minpunt. Dit terwijl, zoals Maurits Ebben aangeeft, de militaire functie die de Prinsen van Oranje uitoefenden een belangrijk element vormde binnen het orangisme (p. 59). In hoeverre het orangisme een rol speelde bij de werving van rekruten, zoals bijvoorbeeld tijdens de vestiging van de onafhankelijkheid in 1813 komt echter nauwelijks aan bod. Desondanks vormt het boek een prettig leesbaar en interessant geheel. Een geheel, waarin een boeiend beeld wordt neergezet van een eeuwenoud en bijzonder fenomeen, dat doorleeft tot op de dag van vandaag. Voor iedere geïnteresseerde in rol van het orangisme in vier eeuwen Nederlandse politieke geschiedenis, is Oranje Onder een absolute aanrader.

Jelmer Rotteveel