Koning, keizer, admiraal. 1810. De ondergang van het Koninkrijk Holland, Wilfried Uitterhoeve

Reviewer: Jelmer Rotteveel

Koning, keizer, admiraal. 1810. De ondergang van het Koninkrijk Holland, Wilfried Uitterhoeve

Uitgeverij Vantilt, derde druk, Nijmegen 2012.
ISBN: 978 94 6004 119 8

230 pagina’s
€19, 95

Koning, keizer, admiraal

In zijn boek Koning, keizer, admiraal, waarvan de eerste druk reeds verscheen in 2010 beschrijft schrijver Wilfried Uitterhoeve de gebeurtenissen die plaatsvonden voorafgaand aan de ondergang van het Koninkrijk Holland en de inlijving in het Keizerrijk van Napoleon Bonaparte in de zomer van 1810. Acht maanden lang vond een reeks diplomatieke en militaire gebeurtenissen plaats die uiteindelijk het lot van Holland zouden bezegelen. Napoleon, keizer van Frankrijk sinds 1804, had na een reeks oorlogen de hegemonie op het Europese continent verkregen. Zijn eisen aan bondgenoten; vaak niet meer dan vazalstaten, werden steeds dwingender. Om zich van een effectievere controle en, zo hoopte hij, meer medewerking te verzekeren, plaatste hij tussen 1805 en 1806 enkele familieleden op de troon van een aantal staten. Het was zijn broer Louis, of Lodewijk, aan wie de eer ten deel viel het Koninkrijk Holland te bestieren. Hoewel hierover van tevoren weinig overleg werd gepleegd, aanvaardde hij deze post gewillig.
Lodewijk toont zich een toegewijd staatshoofd met veel oog voor de moeilijkheden waarin zijn toegewezen volk verkeerd. Al snel oogst hij kritiek met zijn gedrag, dat een Franse prins ‘onwaardig’ is. Lodewijk stelt zich te mild op ten opzichte van zijn onderdanen en weigert bovendien veel van de eisen van zijn keizerlijke broer in te willigen. Zijn troonsbestijging blijkt echter het begin van een maandenlange periode van gesteggel, vernedering (onder andere dankzij zijn huwelijksperikelen) en ten slotte zijn abdicatie en vrijwillig ballingschap. Na zijn aftreden schrijft Lodewijk aan minister Van der Heim: ‘[t]ot overmaat van ramp is de enige vriend die me is gebleven, Tiel [zijn hondje], onder de wielen van mijn wagen omgekomen’.(206) Hij had zijn situatie nauwelijks treffender kunnen omschrijven.
Het proces dat hieraan voorafging, zo schrijft Uitterhoeve, heeft het karakter van een ‘politieke thriller’(7). Helaas weet hij echter de spanning die daarmee gepaard zou moeten gaan, niet over te brengen op de lezer. In zijn voorwoord beschrijft de auteur zijn methode en voornemen de bronnen zoveel mogelijk ‘zelf’ te laten spreken. Hij doelt hiermee op een grote hoeveelheid brieven, die van de twee hoofdrolspelers, Napoleon en Lodewijk; de ministers Röell, Kraijenhoff, Van der Heim en anderen, de Hollandse ambassadeur admiraal VerHuell, en de Franse gezanten en hun minister Champagny. Hij wil hiermee de lezer ‘op ooghoogte’ brengen. Helaas slaagt Uitterhoeve daar slechts ten dele in.
Dit komt vooral door de vaak erg lange en weinig interessante passages uit deze brieven, die soms weinig toevoegen aan Uitterhoeve’s betoog. Het gebruik van enkele treffende anekdotes zou hier hebben volstaan. Een gevolg hiervan is dat, hoewel de auteur wel degelijk de gebeurtenissen op een prettige manier weet te verwoorden, de te lange brieffragmenten in zekere zin de vaart uit zijn betoog halen en de leesbaarheid minderen. Op bepaalde momenten geeft Uitterhoeve zijn ‘microfoon’ wat al te lang uit handen, waardoor hij soms de regie lijkt te verliezen. Dit is spijtig, juist omdat de auteur zeker in staat is (zo blijkt met name uit zijn epiloog) de lezer te boeien, het belang van de gebeurtenissen aan te tonen en deze duidelijk weet te verwoorden.
Het boek mist helaas vaak ook voldoende mate van contextualisering. Zo lijkt het op een aantal momenten alsof de gehele Franse politiek gedurende deze acht maanden draaide om het gesteggel tussen de keizer en de koning. Hoewel de kwestie voor het Koninkrijk Holland uiteraard in zekere zin een kwestie was van ‘leven of dood’, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze een centrale positie innam in Napoleons’ politieke beleid gedurende deze periode.
Ook de huwelijksperikelen tussen Lodewijk en Hortense nemen een, voor een boek van dit formaat en met deze titel, wellicht onevenredig groot aandeel in. Uitterhoeve bespreekt dit onderwerp en twee andere die ‘niet goed in het keurslijf’ van de chronologische opbouw van zijn werk passen in de vorm van ‘intermezzo’s’. Naast Lodewijks’ huwelijk komen ook de discussie over de te volgen verdedigingsstrategie tegen een eventuele Franse invasie en de relatie Engeland-Holland aan bod. Hoewel aandacht voor deze kwesties onontbeerlijk is, heeft dit tot gevolg dat Koning, keizer, admiraal aan de ene zijde een boek is over de politieke en militaire gebeurtenissen, en aan de andere een duidelijke aanzet voor een biografie van koning Lodewijk. Het boek blijft daardoor wat beide kwesties betreft wat aan de oppervlakte.
In zijn epiloog maakt Uitterhoeve de bovengenoemde ‘gebreken’ grotendeels goed. Hierin heeft hij aandacht voor een aantal belangrijke kwesties. Bijvoorbeeld de vraag waarom er betrekkelijk weinig (georganiseerd) verzet werd geboden ten tijde van de annexatie, welke gevolgen de inlijving had voor de Hollandse economie en de gevolgen voor Napoleon. De beschrijving van het laatste is bijvoorbeeld erg interessant. Hoewel de keizer al tevoren de baten van de inlijving had ingeboekt, bleken de economische omstandigheden in het pas verworven koninkrijk zo erbarmelijk, dat deze, zeker in financiële zin, Napoleon weinig voordeel heeft gebracht.
Al met al is Koning, keizer, admiraal een goed – recent – startpunt voor nader onderzoek. Met name daarin ligt de kracht van het boek. Het vestigt de aandacht op een belangrijke periode uit de Nederlandse geschiedenis en maakt duidelijk dat zowel de politieke, sociale en militaire gebeurtenissen en vooral ook de rol van Lodewijk Napoleon in deze, nog een veel grotere mate van historisch onderzoek verdienen.

Jelmer Rotteveel