Johan den Hartog & Samuel Kruizinga (red.), Caught in the Middle. Neutrals, neutrality, and the First World War.
Amsterdam University Press, Amsterdam, 2011
ISBN: 978 90 5260 370 4
Paperback
176 pagina’s
€ 24, 90
Caught in the middle
Oorlog lijkt een eenvoudig concept. Van oudsher zijn er twee of meerdere tegenstanders die tegen elkaar strijden en de ander probeert uit te schakelen. In, bijvoorbeeld, Syrië is sprake van gevechten tussen een regeringsleger enerzijds en rebellen anderzijds. Het wordt moeilijker als men keuzes moet maken. Een Syrische burger kan bijvoorbeeld de kant kiezen van de regering, de rebellen of, als hij in die positie is, de oorlog zelfs negeren. Wat als een land echter besluit zich afzijdig te houden van een oorlog? Is volledige neutraliteit haalbaar of is het een concept dat sinds het begin van de 20e eeuw niet meer kan bestaan? Met dit onderwerp houden Johan den Hartog en Samuel Kruizinga zich bezig in hun, in 2011 verschenen, artikelenbundel Caught in the Middle.
Den Hertog, Kruizinga en de andere auteurs richten hun pijlen op de Noorse historicus Nils Ørvik en zijn ideeën over onpartijdigheid tussen 1914 en 1918. In 1953 schreef deze: ‘the concept of neutrality (…) underwent a dramatic “decline” from the lofty heights of nineteenth century legal internationalism to the gritty reality of great-power politics.’ Enerzijds was een land als de Verenigde Staten, pas in 1917 deelnemer in de Eerste Wereldoorlog, eigenlijk te sterk om helemaal neutraal te kunnen blijven. In de woorden van president Woodrow Wilson:
Neutrality is a negative word. It does not express what America ought to feel. We are not trying to keep out of trouble; we are trying to preserve the foundations on which peace may be rebuilt.
Anderzijds was Duitsland zó sterk, en het neutrale België zó zwak, dat geen enkele internationale wetgeving laatstgenoemde kon beschermen tegen de oorlog, zo beargumeert Ørvik. Onder zulke omstandigheden werd onpartijdigheid een luxe die niemand zich meer kon permitteren en een concept dat moest verdwijnen (1). Den Hartog en Kruizinga zijn het niet eens met deze visie en pleiten voor een veel bredere benadering van het begrip neutraliteit. Ørvik zou zich te veel focussen op de politieke kant van het verhaal, terwijl er zoveel meer over te vertellen is.
In de negen artikelen komen verschillende specialistische onderwerpen voorbij, die de lezer hoort onder te verdelen in vier overkoepelende delen. Elk deel, bijvoorbeeld het gedeelte met de artikelen over internationale wetgeving of buitenlandse politiek, laat een andere kant van neutraliteit en daarbij horende problemen zien. Wat opvalt is dat de auteurs kiezen voor een duidelijk internationale benadering.
Johan den Hartog bijt het spits af met een artikel over de Nederlandse regering, die internationale wetgeving bewust gebruikte als schild tegen een buitenlandse invasie. Benjamin Coates gaat hiermee verder en laat zien dat de V.S. zijn neutrale status wilde inzetten als een voorbeeld voor de rest van de wereld en als een uiting van de Amerikaanse missie om de wereld te verbeteren.
Spanje, zo beargumenteert Javier Ponce, was eigenlijk niet in staat om de druk van de oorlogvoerende grootmachten Engeland en Duitsland tegen te houden. Het was aan de Spaanse koning Alfonso XIII en zijn ‘paleisdiplomatie’ te danken dat dit enigszins werd voorkomen. Argentijnse diplomatie, volgens Philip Dehne, probeerde de economische invloeden van Engeland enerzijds en Duitsland anderzijds in het Zuid-Amerikaanse land niet al te groot te laten worden. Ook Nederland hadden een vorm van ‘economische diplomatie’, zo schrijft Samuel Kruizinga, in de ‘Netherlands Oversea Trust Company’ [Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij].
Lina Sturfelt en Bjarne S. Bendtsen houden zich bezig met de intellectuele discussies in respectievelijk Zweden en Noorwegen en hoe de pers zich probeerde te profileren in de discussie over de Eerste Wereldoorlog. Louis Clerc en Karen Gram-Skjoldager eindigen met een bijlage over buitenlandse politiek en hoe de Noorse en Deense regeringen hun Europese politiek verantwoorden als neutraal.
Wellicht dat al deze onderwerpen de indruk wekken van een haast onbegrijpbaar boek dat bol staat van dingen waar de meeste beginnende historici moeite mee zullen hebben. Dit is onjuist. Den Hartog en Kruizinga verdienen met Caught in the Middle een compliment voor hun duidelijkheid en schijnbare eenvoud waarmee ze de lezer informeren. In een voortreffelijke introductie geven de twee precies aan hoe Ørvik denkt en wat zij willen bereiken met hun eigen werk. Ook de artikelen kenmerken zich door deze duidelijkheid. Met name de artikelen van de Scandinavische auteurs vertellen zijn op zo’n duidelijke manier geformuleerd dat het niet uitmaakt of je een specialist bent in geschiedenis of een algemene interesse hebt in het onderwerp. Dit vertaalt zich in een goed schrijven, ondanks de, op het oog, voor velen onbekende onderwerpen die het in weinig bladzijden behandelt.
Desondanks valt er op deze bundel ook wat aan de merken. Ten eerste is daar de inhoud van het betoog. De visie van Ørvik moet niet zozeer verworpen worden, zo stellen de auteurs. Neutraliteit, in hun ogen, omvat meer dan alleen het politieke niveau maar is ook van invloed op, bijvoorbeeld, de economie of de pers van een land. Deze stelling voegt weinig toe aan wat historici al wisten over neutraliteit. Zo stelden Rob Kammelar, Jacques Sicking en Menno Wielinga in 2007 al in de bundel De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen, met een vergelijkbaar doel: laten zien dat Eerste Wereldoorlog niet aan Nederland voorbij is gegaan omdat ‘we’ neutraal waren. In dat boek vindt men voorbeelden van brieven, verhalen en berichten over hoe gewone Nederlanders omgingen met de Grote Oorlog. De opmerking ‘mijn tante is pro-Duitsche, mijn oom geallieerd’ die cabaretier Clinge Doorenbos maakte over de houding van de Nederlandse regering laat op zichzelf al zien dat er meer komt kijken dan politiek bij het concept neutraliteit. In datzelfde boek valt ook op dat er veel brieven van Nederlandse soldaten aan het Westfront zijn, iets dat Den Hartog en Kruizinga niet noemen in hun bundel maar wat wel een belangrijk onderdeel had kunnen zijn binnen hun betoog. Daarbij kun je je afvragen of dit onderwerp niet té beperkt is tot de Eerste Wereldoorlog en waarom het, bijvoorbeeld, niet rekening houdt met eerdere, vergelijkbare conflicten. In de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), volgens veel militaire historici ‘de eerste moderne oorlog’, leek het er gelange tijd op dat het neutrale Engeland zich toch ging bemoeien met de strijd. Niet zozeer om politieke redenen, maar ook omdat de Engelsen erg veel geld uit de katoenhandel mis dreigden te lopen. Hoewel Den Hartog en Kruizinga zich hiervan bewust zijn en, naar eigen zeggen, met hun bundel vooral debat willen uitlokken, vormen deze inhoudelijke gebreken een minpunt.
Ten tweede de internationale visie, waar de bundel veel waarde aan wil hechten, wat onderbelicht. Het idee is om neutraliteit en hoe individiuele landen hier mee omgaan met elkaar te vergelijken. Hoe gebruikte Nederland bijvoorbeeld internationale wetgeving in hun neutrale houding en hoe doet de V.S. dit? De auteurs beschrijven dit netjes en duidelijk, maar vergeten als het ware het meest interessante: de vergelijking zelf. Den Hartog en Kruizinga doen dit kort in hun introductie, maar in de onderzoeken zelf dit. Door niet te vergelijken laten de auteurs veel ruimte aan de lezer om zelf zijn conclusies te trekken en dat ondermijnt het betoog enigszins. De minder oplettende lezer zal dit boek daardoor kunnen zien als een boek met allerlei verschillende case studies over individuele landen en dat was niet de bedoeling van de auteurs. Enkele stijlaanpassingen, zoals een betere hoofdstukindeling of een korte vergelijking in de artikelen zelf, verhelpen dit probleem met gemak.
Caught in the Middle is een goed onderzocht en geschreven werk dat ondanks zijn ietwat overweldigende onderwerpen een aanrader is voor zowel de beginnende als gevorderde historicus. De bundel laat zien hoe je op een duidelijke manier een moeilijk betoog kunt houden, waardoor dit boek toegankelijker is dan het lijkt en een prima voorbeeld is voor historici die voor het eerst gaan beginnen aan Engelstalig onderzoek. Daarnaast geeft het een interessante inkijk in wat er er allemaal wel niet bij komt kijken om maar onpartijdig te zijn in oorlogstijd. Enkele stijlfoutjes kunnen zorgen voor onnodige verwarring, maar doen weinig af aan de goede bedoelingen die de auteurs hebben. Dat het boek debat wil uitlokken en weinig écht inhoudelijks toevoegt kan voor de gevorderde historicus zowel een plus- als een minpunt zijn.
Raynor de Best