Kruistocht tegen de katharen. Van ‘hebt uw vijanden lief’ tot ‘doodt ze allen, God zal de zijnen herkennen’, Ankie Nolen
Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2012
ISBN: 9789059119277
312 pagina’s
€19.95
De kruistochten tegen de katharen
De kruistochten mogen zich de laatste tijd weer op de nodige aandacht verheugen. Zo blijkt bijvoorbeeld ook het onlangs hier gerecenseerde De Kruistochten van Thomas Asbridge. De hernieuwde aandacht richt zich vooral op religieus geweld in bredere zin en, na een periode van bagatellisering, zijn intrinsieke religieuze motieven weer de leidende verklaring voor de meeste auteurs. Religieus gemotiveerd geweld laat zich van meerdere kanten analyseren en biedt aanknopingspunten naar het heden. Nolens boek zou geplaatst kunnen worden in die opleving. In het bijzonder in de herontdekking van het eigen verleden in de regio rond Toulouse, dat door de Franse toerismeorganisaties tegenwoordig wordt aangeduid als Pays Cathare (zie bijvoorbeeld websites als www.payscathare.org).
Nolen schreef al eerder over de katharen en geeft in dit boek aan nog een nieuw werk in voorbereiding te hebben met de titel De nazi’s, het katharisme en de graal. Ze is woonachting in het zuiden van Frankrijk, in het ‘land der katharen’. De kern van het 300 pagina’s tellende boek draait om de chronologische vertelling van de gebeurtenissen die bekend zijn geworden als de kruistocht tegen de katharen of de albigenzische kruistochten, in de eerste helft van dertiende eeuw. De kruisridders dwongen, in het licht van de opkomst van de kerkelijk inquisitie en onder aanvoering de Franse edelman Simon de Montfort, de vestingen rondom Toulouse op de knieën. Het doel was om de ‘besmettingen’ van ketterse christenen, die door hun tegenstanders ‘katharen’ werden genoemd, uit te roeien. Meerder malen lieten de katharen zich na de val van hun steden (zoals Carcassonne, Minerve, en Lavaur) liever zonder verzet naar de brandstapel voeren dan hun religieuze overtuigingen te verloochenen. Dit leidde een aantal keer tot enorme brandstapels met honderden slachtoffers.
Nolen schenkt in haar verhaal zowel aandacht aan de religieuze achtergronden, de vele verschillende vormen van niet-orthodox christendom en de geloofswereld van de katharen, als aan de politieke machten die inwerkten op de gebeurtenissen. De katharen vielen in een lange reeks christenen die anders dachten over de verhouding tussen goed en kwaad in de wereld; de dualisten. Omdat God enkel tot het goede in staat zou zijn, moet al het kwade dus een andere bron hebben: de duivel. Al het wereldse en vergankelijke zou een duivelse schepping zijn. Katharen waren daarom weinig gehecht aan aardse bezittingen. Edelen die zich bekeerden tot deze vorm moesten dan ook hun wereldse bezit afzweren. Daarbij maakten de katharen geen onderscheid tussen mannen en vrouwen; ook vrouwen konden bij hen priester worden. Naast religieuze motieven – het is de ziel die telt, niet het lichaam – speelde hierbij ook de grote vrijheden en autonomie die vrouwen in de zuiden van Frankrijk kenden een rol. Het graafschap Toulouse en aangrenzende gebieden waren het kernland van de katharen, niet in de laatste plaats omdat dit een relatief autonoom gebied was. Dit Occitanië, zoals het ook wel wordt genoemd, was een van de rijkste en meest ontwikkelde gebieden van Europa, met onder andere een eigen taal: de Langue d’Oc. De koning der Franken – met zijn bezittingen rond het île de France – had hier weinig zeggenschap. De leenheer van een aantal van de vorstendommen was in plaats daarvan de koning van Aragon.
In de pogingen van de Kerk van Rome om tot een uniforme geloofsleer te komen, dienden de afwijkende standpunten uitgebannen te worden. De grootste vooruitgang werd geboekt onder de machtige paus Innocentius III (1198-1216). Na weinig succesvolle onderhandelingen met de opstandige Occitaanse adel, was het op Innocentius’s autoriteit dat kruisridders onder leiding van Simon de Montfort in het eerste kwart van de dertiende eeuw de Languedoc introkken en verschrikkelijk huishielden. Niet alleen onder de ketters, maar ook onder de katholieke bevolking. Zo zou bij de val van Béziers, op 22 juli 1209, de pauselijke afgevaardigde Arnaud Amaury de instructie hebben gegeven ‘doodt hen allen, God zal de zijnen herkennen’. Dit zou geleidt hebben tot de bekende beelden van kruisridders die kniehoog door het bloed waadden.
Na 20 jaar militaire campagne, waarbij De Montfort sneuvelde en uiteindelijk de lokale heren hun landen terug veroverden, werden anderen middelen aangewend om het Zuiden in het gareel te krijgen. Nadat de Franse koning vanaf 1226 zijn handen niet meer vol had aan conflicten met zijn Engelse neven, begon deze zich in de strijd te mengen. Daarnaast werd in 1233 de Inquisitie opgericht om de strijd met ketterse overtuigingen aan te binden. De politieke overmacht van de Franse koning maakte een einde aan de autonomie van de zuidelijke vorstendommen en de felle vervolging door de inquisitie roeide de kathaarse tegenkerk binnen honderd jaar succesvol uit. Op 24 augustus 1321 zou de laatste kathaarse priester op de brandstapel zijn gestorven.
Kruistocht tegen de katharen is een boek voor de geduldige lezer. In haar poging zoveel mogelijk context te geven, verwordt het tot een kleine geschiedenis van bijna alles dat te maken heeft met kruistochten, het christendom en ketters. Nolen behandelt de opkomst van het christendom, andere ketterse stromingen, het ontstaan van kerk van Rome en alle kruistochten. Het is pas na één derde van het boek, in hoofdstuk 7, dat de katharen in zicht komen. Tussendoor veroorlooft de auteur zich tevens allerlei moderne uitstapjes en bespreekt ze de hedendaagse problemen in de katholieke kerk, de liquidatie van Osama bin Laden, interviews in het programma van Pauw en Witteman, de Arabische lente en de rol van sociale media hierin. Verder komen Pasen en paaseieren aan bod, de Amerikaanse president Bush, de Verenigde Naties en komt de Tweede Wereldoorlog meerder malen ter sprake.
Wanneer we eenmaal bij de gebeurtenissen rond de katharen aankomen, neemt het tempo in het boek flink af. Nolen probeert alles te beschrijven. Niet geholpen door de geschiedenissen waarin vorsten zoons hebben met gelijke namen en de lange looptijd van het conflict, verdrinkt de lezer van tijd tot tijd in een waterval van weetjes, vooruitwijzingen en ogenschijnlijk losstaande feitjes. De breedte maakt dat de auteur zich op sommige plaatsen vergaloppeert aan de geschiedenis. Zonder er naar te zoeken, viel bijvoorbeeld op dat Haarlemse stadslegende over het doorvaren van een ketting over de Nijl tijdens het beleg van Damiate door Nolen als feit wordt gepresenteerd (p 71). Ook spreekt zij bijvoorbeeld over de Moorse cultuur als een ‘toonbeeld van verdraagzaamheid’ (p 84), waar na de tiende eeuw wel het één en ander op valt op valt af te dingen. Hoewel in het voorwoord wordt aangegeven dat in loop der tijd veel mensen aan de haal zijn gegaan met het gedachtengoed van katharen en dat dat in dit boek niet gebeurt, wordt het de lezer duidelijk dat de auteur een sterke sympathie heeft voor de katharen en een afkeer van de katholieke kerk. Waar de Kerk en de kruisvaarders in het bijzonder op felle kritiek kunnen rekenen, worden de katharen en alle inwoners van de Languedoc geprezen voor hun vredelievendheid en hun gemeenschapszin.
Daarbij is de basis van het boek nogal mager. De 300 pagina’s zijn gebaseerd op nog geen 40 titels literatuur, die veel algemene werken lijken te omvatten. Het notenapparaat is schaars en bevat meestal toelichtingen maar geen verwijzingen. Het boek is doorspekt met afbeeldingen, naast foto’s van ruïnes meestal details uit verluchte handschriften, maar allen zonder beschrijving en bronvermelding anders dan de naam van vorst die er op is afgebeeld. Terwijl deze afbeeldingen over het algemeen meer zeggen over de periode en plaats waar ze zijn gemaakt dan over de afbeeldde personen. Ze zijn in deze context weinigzeggend. Waar afbeeldingen in overvloed zijn, missen duidelijke kaarten van de regio en overzichten van bijvoorbeeld de hoofdrolspelers. De enkele kaart die is opgenomen, lijkt te zijn overgenomen uit een ander boek, wederom zonder bronvermelding. Ter compensatie is dan het Verdrag van Parijs van april 1228 – waarbij de graaf van Toulouse zich definitief onderwierp aan de koning van Frankrijk – integraal (32 artikelen) opgenomen.
In alle breedte biedt Kruistocht tegen de katharen wel een goede algemene introductie op het religieuze geweld van de dertiende eeuw. Het is een toegankelijke en informatieve schets van de militaire, politieke, dynastiek en culturele aspecten die een rol speelde in deze interchristelijke kruistocht. Hoewel het boek geschreven lijkt vanuit een fascinatie met het onderwerp en de regio leest de chronologische behandeling van de gebeurtenissen vaak als een aaneenschakeling van encyclopedielemma’s. Al met al zou het boek waarschijnlijk geprofiteerd hebben van een extra redactieronde. Niet alleen om meer analyse aan te brengen maar ook om feitelijke onjuistheden te corrigeren. Voor wie een algemene introductie op de kruistochten zoekt, zijn daar waarschijnlijk betere boeken voor, die dan ook een betere geschiedwetenschappelijke basis hebben.