Dagboek van een Beul. Meester Frantz Schmidt van Neurenberg (1554-1634), Joel F. Harrington

Reviewer: Jelmer Rotteveel

Joel F. Harrington, Dagboek van een Beul. Meester Frantz Schmidt van Neurenberg (1554-1634)

Oorspronkelijke titel: The Faithful Executioner: Life and Death, Honor and Shame in the Turbulent Sixteenth Century

De Bezige Bij, Amsterdam 2013
ISBN: 978 90 234 7714 3

Paperback
Illustraties in zwart/wit

368 pagina’s
€22, 90

 

Het dagboek van een beul

Enkele jaren geleden kreeg de Amerikaanse historicus Joel Harrington een ‘eurekamoment’ toen hij op de afdeling heemkunde van een Neurenberger boekwinkel voor het eerst kennis maakte met het dagboek van beul Frantz Schmidt. Het idee dat een professionele beul vier eeuwen geleden kon lezen en schrijven, en bovendien besloot zijn ervaringen en gedachten op te tekenen, vond hij buitengewoon fascinerend. Harrington doet in zijn boek  Dagboek van een beul (oorspronkelijke titel: The Faithful Executioner: Life and Death, Honor and Shame in the Turbulent Sixteenth Century) een bewonderenswaardige poging om het leven van Schmidt nauwkeurig te reconstrueren, en is daarin bijzonder goed geslaagd. In zijn inleiding beschrijft Harrington zijn eerste kennismaking met het dagboek, dat weinig kenmerken vertoond van wat vaak beschouwd wordt als een echt ‘ego-document’. Zo schrijft hij:

‘[h]et [dagboek] bevat geen verslagen van morele crises veroorzaakt door lange foltersessies, geen uitgesponnen filosofische verhandelingen over gerechtigheid, zelfs geen bondige speculaties over de zin van het leven.’ Schmidt schrijft bijzonder weinig over zichzelf.’

De belangrijkste reden dat het dagboek van de beul nog niet eerder als een biografische bron is gebruikt, vervolgt hij, is ‘dat meester Frantz zelf er gewoon niet genoeg in voorkwam’ (p.20). Maar waarom nam Schmidt dan de moeite om zijn werkzaamheden zo zorgvuldig te registreren? Het is volgens Harrington – gezien de schetsmatigheid van de notities – onwaarschijnlijk dat hij het dagboek schreef met het oog op publicatie. Ook was het waarschijnlijk niet voor hemzelf bedoeld, omdat Schmidt nooit schrijft over privézaken. Een belangrijke sleutel van dit mysterie was een document dat Harrington aantrof in de Stadtbibliothek van Neurenberg:

‘Na zijn hele leven in een beroep te hebben gewerkt dat alom werd geminacht en zelfs officieel als ‘oneervol’ werd bestempeld, deed de zeventigjarige gepensioneerde beul een persoonlijk beroep op de keizer Ferdinand II om zijn familie in ere te herstellen.(p.23)’

Schmidt had dit beroep niet zelf gekozen, maar was hiertoe veroordeeld door het toedoen van de alom verachte Albrecht Alcibiades van Brandenburg-Kumbach. Op 16 oktober 1553 liet deze drie wapensmeden arresteren voor een vermeend complot tegen zijn leven. In plaats van het inhuren van een rondreizende beroepsbeul greep hij terug op een oud gebruik: hij beval een toevallige voorbijganger het vonnis ter plekke te voltrekken. Deze voorbijganger die deze niet-benijdenswaardige taak (op straffe des doods) diende uit te voeren was Heinrich Schmidt. Zodra hij gehoor had gegeven aan dit bevel werden Schmidt en zijn gezin zonder genade definitief uitgesloten van de eerzame samenleving. Voor zijn zoon Frantz was er geen andere optie dan dit universeel geminachte beroep meer dan vijfenveertig jaar lang uit te oefenen. Maar hoe zagen Schmidts bezigheden eruit vóór zijn pensioen, en vóór hij dit beroep deed op de gratie van de keizer? Voor een reconstructie van Schmidts leven en zijn voortdurende persoonlijke strijd om hem – en zijn familie – in ere te herstellen heeft Harrington gebruik gemaakt van een grote hoeveelheid aanvullend bronnenmateriaal. Op basis daarvan schetst hij op overtuigende wijze de wereld waarin Schmidt leefde en werkte.
Vanaf zijn geboorte in een beulsfamilie in 1554 volgt Harrington Frantz’ jeugd als leerling van zijn vader, de reizen die hij maakte in zijn tijd als beulsgezel en zijn verdere loopbaan, tot aan zijn dood in Neurenberg in 1634. Niet alleen heeft hij hierbij aandacht voor Frantz’ uitoefening van het beulsvak, maar ook voor de stad Neurenberg zelf, de stad waar hij het grootste gedeelte van zijn professionele loopbaan zou doorbrengen.
Een belangrijk deel van Frantz’ werkzaamheden aldaar bestond – opmerkelijk genoeg – uit geneeskundige activiteiten. In de vroegmoderne tijd werden beulen geacht over enige medische kennis te beschikken. Enkele van hen, schrijft Harrington, ‘werden zelfs expliciet op hun post benoemd vanwege hun veronderstelde vaardigheid in het genezen van mensen of dieren, met name koeien en paarden’.(p.255) Rond de tijd dat Frantz actief werd liepen vergoedingen voor geneeskundige consulten soms op tot niet minder dan de helft van het jaarlijkse beulsinkomen. Het hoofdstuk waarin Harrington Schmidts werkzaamheden als genezer beschrijft is echter niet alleen daartoe beperkt. Ook komen vroegmoderne opvattingen over het menselijk lichaam, magie,   en uiteindelijk Frantz’ dood en kinderen aan bod.
In zijn epiloog heeft Harrington ten slotte ook aandacht voor de tijd na de dood van de beul. Na de ongekende welvaart die de stad Neurenberg kende tijdens de tweede helft van Schmidts’ leven brak een periode aan van verval. Door de verwoestingen van de Dertigjarige Oorlog kwamen tot het sluiten van de Vrede van Westfalen (1648) meer dan 50.000 Neurenbergers om het leven. Bovendien veroorzaakten de verwoestingen en andere gevolgen een opmerkelijke maatschappelijke transformatie. Hoewel gedurende de tweede helft van Schmidts leven het aantal openbare executies al was afgenomen, raakte dit proces tijdens de oorlogsjaren in een stroomversnelling. Rond 1700 was het aantal executies in de Duitse gebieden gedaald tot slechts een vijfde van wat het een eeuw eerder was geweest. Het aantal lijfstraffen daalde al even dramatisch. Om deze veranderingen te verklaren, schrijft Harrington, is het zaak te kijken naar de redenen waarom publieke terechtstellingen zo populair waren geworden. De raadsleden van Neurenberg en andere seculiere autoriteiten werden  in de zeventiende eeuw niet milder – integendeel – maar zij ‘voelden zich eindelijk zeker genoeg van hun juridische autoriteit om meer op publieke demonstraties van clementie te vertrouwen dan op zorgvuldig georkestreerde geweldsrituelen’.(p.305) Dat de staat en de rechterlijke macht een gevestigde realiteit waren geworden, in tegenstelling tot de niet altijd overtuigende pretentie van gezag in de afgelopen eeuw, was voor een groot deel te danken aan de inzet van meester Frantz Schmidt en zijn collega’s.
Meer dan slechts een biografische schets van een enkeling is Dagboek van een beul een boeiend en veelzijdig portret van het vroegmoderne rechtssysteem, samenleving, opvattingen over leven en dood, magie en geneeskunde, met de stad Neurenberg als belangrijkste decor. Dit maakt het boek een absolute aanrader voor ieder die geïnteresseerd is in het leven (en de dood) in het vroegmoderne Europa.

Jelmer Rotteveel