Martin Bossenbroek, De Boerenoorlog
Polak & Van Gennep, Amsterdam 2012
ISBN: 978 90 253 6993 4
Paperback, met literatuurlijst
613 pagina’s
€ 24, 95
De Boerenoorlog
Er zijn, geschreven met name vanuit het oogpunt van de Britse en Zuid-Afrikaanse hoofdrolspelers, reeds vele boeken over de (Tweede) Boerenoorlog (1899-1902) verschenen. Maar, zo schrijft Martin Bossenbroek in zijn groots opgezette studie van dit conflict:
‘Nergens wordt het verhaal van de Boerenoorlog verteld vanuit Nederlands perspectief. En daarmee ontbreekt een cruciale schakel in de keten van oorzaak en gevolg. Zowel in de aanloop naar de oorlog als tijdens het conflict zelf speelde de Dutch Connection een belangrijke rol. Niet alleen feitelijk, door de inbreng van Nederlanders op sleutelposities, maar – minstens zo belangrijk – ook psychologisch.’(23)
In zijn werk De Boerenoorlog stelt hij zich ten doel deze Dutch Connection in te passen in het grotere geheel, en zo het conflict ook vanuit Nederlands perspectief te beschrijven. Het conflict tussen de kleine Boerenrepublieken en de koloniale grootmacht Groot-Brittannië spreekt zeer tot de verbeelding. De oorlog kende een drietal distinctieve fasen. Allereerst een fase van conventionele oorlogvoering die werd gekenmerkt door Britse overmoedigheid en een realisatie dat, met de verschijning van nieuwe bewapening, de ‘oude’ tactieken het vaak aflegden tegen de goed verscholen en met krachtige vuurwapens uitgeruste Boeren. Ten tweede kende het conflict een zekere ‘verharding’ met het aanbreken van de ‘guerrilla’-fase, waarin de Boeren door de Britse overmacht aan troepen en materieel steeds vaker hun toevlucht moesten nemen tot ‘hit and run’ tactieken. In de derde fase werden, om de Boerencommando’s tot overgave te dwingen op grote schaal gebieden ontruimd, boerderijen platgebrand en vrouwen en kinderen (blank en zwart) in interneringskampen bijeengebracht. Bovendien werd door de aanleg van een uitgebreid netwerk van blokhuizen en prikkeldraadversperringen de bewegingsvrijheid van de commando’s steeds meer ingeperkt.
Bossenbroeks werk bestaat, net als het conflict dat het beschrijft, uit drie verschillende delen waarin steeds een sleutelfiguur uit dit conflict centraal staat. Voordat de auteur echter met zijn eigenlijke relaas begint, heeft hij eerst aandacht voor de plaats van de Boerenoorlog in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Het eigenlijke verhaal begint later, met Willem Leyds’ acceptatie van de functie Staatsprocureur in Transvaal. Gebruik makend van de omvangrijke correspondentie van Leyds en zijn vrouw schetst Bossenbroek de laatste maanden voor de uiteindelijke uitbraak van vijandelijkheden op 11 oktober 1899. In het tweede gedeelte van zijn boek baseert Bossenbroek zich met name op de belevenissen, artikelen en correspondentie van oorlogsverslaggever Churchill. Daarbij heeft hij met name veel aandacht voor de omstandigheden rond Churchills gevangenname na de ontsporing van de trein bij Frere, maar ook zijn ontsnapping en verdere betrokkenheid bij de oorlog en met name de verslaggeving daarvan. Tenslotte beschrijft Bossenbroek de belevenissen van de Boerencommando Deneys Reitz, aan de hand waarvan hij een treffend beeld schetst van de steeds uitzichtlozer situatie waarin de Boeren zich bevinden. Vanuit Reitz’ oogpunt beschrijft hij het steeds grotere gebrek aan paarden, levensmiddelen, munitie, de opsluiting (en sterfte) van vele duizenden (blanke en zwarte) vrouwen en kinderen in interneringskampen en de toenemende middelen waarmee de Britse troepen de Boeren de bewegingsvrijheid pogen te belemmeren. Dit alles mondt uiteindelijk uit in de Vrede van Vereeniging op 31 mei 1902 waarbij de Boeren naar omstandigheden (en uiteraard tegen een hoge prijs) nog betrekkelijk gunstige voorwaarden weten te bedingen, maar met name de gekleurde en zwarte bevolking er zeer bekaaid vanaf komt.
De auteur beschrijft dit alles op vlotte en boeiende wijze. De keuze voor drie hoofdpersonen en zijn voortdurende wisseling van perspectief zorgt ervoor dat de lezer een veelzijdig beeld krijgt van dit fascinerende conflict. Het lijkt echter alsof de auteur twee verschillende doelen nastreeft. Enerzijds wil hij laten zien dat de Nederlandse inbreng in de aanloop en het verloop van de Boerenoorlog aanzienlijk is geweest, anderzijds wil hij ook een totaalbeeld geven en deze inbreng in passen in het geheel. Gevolg is wel, dat een groot gedeelte van zijn boek gebaseerd is op bekende informatie. Hoewel hij zeker een belangrijk deel toevoegt, baseert hij zich voor het tweede en derde deel van zijn werk door zijn keuze voor twee (met name in de Engelstalige wereld) bekende (sleutel)figuren, op veelal reeds bekende informatie. Hij vervalt hiermee ten dele – ondanks de vele wisselingen van perspectief – in de traditionele geschiedschrijving van de oorlog. Het was wellicht beter geweest, vooral ook voor een nog verdergaande analyse van de Dutch connection om twee andere, bijvoorbeeld Nederlandse, hoofdpersonen te kiezen. Bijvoorbeeld een figuur uit politiek Den Haag, een vrijwilliger in de Boeren- (of zelfs Britse) gelederen of een in één van de veldhospitalen werkzame Nederlandse vrouwen.
Bossenbroek is er zeker wel in geslaagd om een nieuwe interessante (en niet te vergeten Nederlandstalige) bijdrage te leveren aan de al vrij aanzienlijke hoeveelheid geschiedkundige werken over de Boerenoorlog. Prettig is dat het werk in elk geval de indruk wekt ‘onpartijdiger’ te zijn dan de soms enigszins nationalistisch aandoende Britse en Zuid-Afrikaanse werken (enkele belangrijke uitzondering daargelaten). Ook heeft hij met succes aangetoond dat de Nederlandse invloed en deelname niet gering is geweest en dat er, ondanks de grote hoeveelheid werken die reeds zijn verschenen, nog steeds een vruchtbare grond bestaat voor diepgaand nader onderzoek naar de ontwikkelingen rond en de betrokkenen bij de Boerenoorlog.