Op reis met een Javaanse edelman. Een levendig portret van koloniaal Java in de negentiende eeuw (1860-1875).
De reizen van radèn mas arjo Poerwolelono
Vertaald uit het Javaans en ingeleid en toegelicht door Judith E. Bosnak en Frans X. Koot, met medewerking van Revo A.G. Soekatno
Walburg Pers, Zutphen 2013
ISBN: 978 90 5730 867 3
Hardcover, illustraties in kleur, kaarten, verklarende woordenlijst, aantekeningen over de Javaanse kalender, het koloniaal bestuur, (adellijke) functie- en eretitels, taalsoorten of spreekstijlen, Javaanse poëtische conventies en maten en gewichten, botanische namen, index
352 pagina’s
€39, 50
Op reis met een Javaanse edelman
Het boek Op reis met een Javaanse edelman is de vertaling van een reisverslag geschreven door een Javaanse edelman die in de tweede helft van de negentiende eeuw een viertal reizen op het eiland Java heeft ondernomen. Judith Bosnak (1973), Frans Koot (1935) en Revo Soekatno (1975) zijn al sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw bekend met het onvertaalde verslag van De reizen van radèn mas arjo Poerwolelono. Bosnak promoveerde in 2006 in de Javaanse taal en cultuur aan de Universiteit Leiden, waar Koot op latere leeftijd de studie Javaanse taal en cultuur voltooide. Ter ere van de benoeming van de Leidse oud-docent Willem van der Molen tot bijzonder hoogleraar aan de Universitas Indonesia te Jakarta heeft het drietal besloten een transliteratie en vertaling van het reisverslag te maken. Hoewel ondergetekende zeker geen expert is op het gebied van het Javaanse schrift, zijn de auteurs in zijn optiek zeker geslaagd in hun opzet. Er moet hier alleen wel als kanttekening bij gezegd worden dat het boek zeker niet voor iedereen is weggelegd.
De reizen van radèn mas arjo Poerwolelono (hierna De reizen) is oorspronkelijk geschreven door de edelman radèn mas arjo adipati Tjondronegoro (circa 1836-1885), die dus van een pseudoniem gebruik maakte. Gelukkig voor de lezer die onwetend is op het gebied van de Javaanse taal hebben de vertalers een verklarende woordenlijst toegevoegd en bijvoorbeeld ook een aantekening over adellijke functie- en eretitels. Zo leren we dat de titels van Tjondronegoro en zijn alter ego Poerwolelono duiden op een hoge adellijke afkomst. Als lid van de bestuurlijke elite genoot Tjondronegoro een overwegend Europese scholing en zou zijn klasse zich in de negentiende eeuw meer en meer verbinden met het koloniale gezag en drastisch van levenswijze veranderen (p. 10). Deze gegevens zijn duidelijk terug te lezen in de wijze waarop Tjondronegoro verslag doet van zijn reizen en de observaties die hij daarbij verricht. Zo reist hij bijvoorbeeld altijd comfortabel en weet hij audiënties te regelen met belangrijke edellieden en ambtenaren. Er wordt ook met geen woord gerept over de kosten van de reizen die hij maakte, die ongetwijfeld aanzienlijk moeten zijn geweest. Daarnaast is hij vol lof over de westerse technieken die hij aantreft en beschrijft ze vaak met enige verwondering.
Het reisverslag zelf wordt door Bosnak en Koot ingeleid door een beeld te schetsen van het Java van de negentiende eeuw waarin Tjondronegoro zijn reizen ondernam. Zo behandelen ze kort de relatie tussen de inlandse hoofden en het koloniale bestuur en de Europese invloeden op de traditionele Javaanse samenleving. Daarnaast wordt kort een literaire context door de inleiders gegeven. Zo zijn in de tekst duidelijk Europese invloeden waar te nemen, bijvoorbeeld de afstandelijke wijze van observatie, maar staat de tekst ook stevig in de Javaanse literaire tradities. Vooral in de derde en vierde reis komen deze Javaanse tradities tot uiting doordat de schrijver uitgebreide passages in poëzievorm heeft opgenomen in de tekst. Net als de schrijver vormt de tekst dus een goed voorbeeld van de mengeling van Europese en Javaanse tradities die in het negentiende-eeuwse Java zo duidelijk plaatsvond. Zoals in de inleiding terecht gesteld wordt: ‘een reis met Poerwolelono is een reis door het negentiende-eeuwse koloniale Java, een tijdperk gekenmerkt door ingrijpende veranderingen’ (p. 9).
Tjondronegoro doet verslag van vier afzonderlijke reizen die hij op Java maakte, waarbij elke reis de stad Salatiga in Midden-Java als vertrek- en eindpunt had. In zijn vier reizen doet de schrijver vrijwel alle gebieden van Java aan, met uitzondering van het kustgebied ten westen van Batavia, het hedendaagse Jakarta. De verscheidenheid van zaken waar Tjondronegoro verslag van doet, is op zijn minst indrukwekkend te noemen. Van suikerfabrieken tot traditionele dansvoorstellingen en van de vruchtbaarheid van de grond tot prachtige natuurfenomenen zoals een kraakhelder meer, Tjondronegoro beschrijft het allemaal. Juist door deze verscheidenheid en het oog van de schrijver voor zowel moderne als traditionele fenomenen komt uit de tekst erg duidelijk het gevoel naar voren dat het een tijd was van verandering. Echter, de wijze waarop hij van deze zaken verslag doet, maakt de tekst niet altijd even makkelijk om te lezen. In de inleiding geven de auteurs toe dat Tjondronegoro veel droge feiten presenteert, maar dat hij deze afwisselt ‘met levendige anekdotes, legendes en lyrische natuurbeschrijvingen’ (p. 13). Maar vooral voor de lezer die geen affiniteit met het onderwerp heeft en zich ook moeilijk een voorstelling kan maken van het gebied zal het vaak zo zijn dat er teveel droge feiten in de tekst staan. Uit de tekst volgt ook niet een bepaalde ontwikkeling, rode draad of conclusie. Dit is natuurlijk voor een reisverslag niet verwonderlijk, maar het maakt de tekst wel lastig om door te komen. Wat hierbij wel helpt is de grote hoeveelheid afbeeldingen die in de tekst zijn gevoegd en uitstekend gekozen zijn om de tekst te illustreren.
Concluderend is De reizen een boek wat niet voor iedereen weggelegd is. Voor de auteurs is het ongetwijfeld een schitterend werk, maar dat komt misschien ten dele door hun bekendheid met het Javaanse origineel. Bij een vertaling zal vaak iets verloren gaan van de aantrekkingskracht die de tekst in de originele taal had. Als de lezer echter voldoende affiniteit met het onderwerp heeft, bijvoorbeeld doordat hij of zij zelf op Java heeft gereisd of een Javaanse of anderszins Indonesische achtergrond heeft, zal dit geen punt zijn. Maar voor velen die dit niet hebben, is het lastig de tekst met dezelfde bewondering te benaderen. Daarbij moet gezegd worden dat uit de tekst wel goed naar voren komt dat het een tijd van veranderingen was, waarbij de talrijke afbeeldingen het verhaal mooi illustreren. Het is alleen voor de leek moeilijk om zonder rode draad door de tekst te komen. Kortom, een leuk werk voor de geïnteresseerde in koloniaal Java van de negentiende eeuw en negentiende-eeuwse reisverslagen, maar minder geschikt om als lekker leesvoer te dienen voor de leek.
Joost Westerweel