Jan Wim Buisman (red.), Verlichting in Nederland 1650-1850. Vrede tussen rede en religie?
Uitgeverij Vantilt (Nijmegen 2013).
ISBN: 978 94 60 04 150 1.
Paperback, geïllustreerd in kleur, notenapparaat, namenregister.
280 pagina’s.
€22, 50
Verlichting in Nederland
Onder redactie van Jan Wim Buisman, universitair docent Geschiedenis van het christendom aan de Universiteit Leiden, verscheen in 2013 het boek Verlichting in Nederland 1650-1850. Vrede tussen rede en religie? Eerder verscheen bij uitgeverij Vantilt Een veelzijdige verstandhouding. Religie en Verlichting in Nederland 1650-1850, dat eenzelfde opzet heeft als Verlichting in Nederland, namelijk een verzameling van bronteksten, elk voorafgegaan door een toelichtend essay, die los van elkaar gelezen kunnen worden. Zoals de titels al aangeven vertonen beide boeken voor wat betreft het onderwerp grote overeenkomsten. In het Woord Vooraf van Verlichting in Nederland wordt echter gewezen op één verschil ten opzichte van Een veelzijdige verstandhouding, namelijk dat de redactie gewijzigd is. Naast dit feit is volgens Buisman de opzet en de intentie ongewijzigd gebleven.
Alvorens ik aan de bespreking van de inhoud van Verlichting in Nederland toekom moet er eerst een compliment worden gemaakt aan Buisman die een werkelijk uitstekende inleiding heeft geschreven voor het boek. In een bondige, heldere tekst weet Buisman Verlichting in Nederland in de context te plaatsen, de intentie van de auteurs weer te geven, en de problematiek rond het onderwerp te schetsen. Hij begint door de werken van Jonathan Israel over de radicale Verlichting te noemen en door diens standpunt, dat de Verlichting in essentie een seculiere stroming is, te nuanceren. Hoewel ook Israel erkent dat er een onderscheid bestaat tussen een radicale en gematigde variant van de Verlichting, is voor hem de radicale, antigodsdienstige Verlichting de ware variant. Echter, ‘we doen de gematigde Verlichting onrecht door haar slechts als een uitvloeisel of zelfs een slap aftreksel van de radicale te beschouwen’(p. 9). Volgens Buisman bood juist de gematigde Verlichting, met haar pleidooi voor tolerantie, ruimte voor de radicale. Wat de auteurs van Verlichting in Nederland willen bereiken is het spiegelbeeld hiervan, namelijk ruimte creëren binnen de historiografie voor de gematigde, ‘vreemde’ Verlichting: ‘liever vragen wij hier op empirische wijze aandacht voor een historische werkelijkheid waarin verlichte en religieuze elementen in alle veelkleurigheid naast elkaar bestonden en soms in een complexe, veelzijdige verstandhouding door elkaar lagen’. (p. 10)
De opzet van Verlichting in Nederland weerspiegelt duidelijk de intentie van de auteurs. Zoals gezegd is het een verzameling van bronteksten voorafgegaan door een toelichtend essay, waarvan er in totaal twaalf zijn. De bronteksten zijn delen van werken, geschreven door spraakmakende en opmerkelijke individuen, die indertijd voor de nodige beroering zorgden of juist de religieuze status quo beoogden te handhaven. Elk van de toelichtende essays is geschreven door een andere auteur, wat tot onvermijdelijk gevolg heeft dat er ook twaalf verschillende schrijfstijlen zijn. Echter, nergens wordt dit als vervelend ervaren. Het boek heeft een heldere indeling in vier delen, namelijk ‘Verlichting in de kerk’ (p. 17-100), ‘Geloof, Verlichting en maatschappelijke tolerantie’ (p. 101-190), ‘Geloof en natuurwetenschap’ (p. 191-222), en ‘Echo’s en erfgenamen’ (p. 223-250). Duidelijk is dat de nadruk op de eerste twee delen ligt.
Alle auteurs weten in hun essays boeiend de brontekst in een bredere context te plaatsen en uitleg erbij te verschaffen. Noemenswaardig is in dit verband het essay van Ernestine van der Wall, hoogleraar Geschiedenis van het christendom aan de Universiteit Leiden. In haar stuk ‘samenleving onder spanning of de relatie tussen godsdienst en sociale cohesie’ behandelt zij aan de hand van een brontekst van de Amsterdamse predikant en hoogleraar Jacob van Nuys Klinkenberg (1744-1817) het debat rond de vraag of godsdienst goed is voor de sociale cohesie van een samenleving. Van Nuys Klinkenberg vertolkte hierin de rol van beschermheer van het christendom, wat duidelijk blijkt uit de titel van één van zijn werken: De voordelen van den godsdienst, in tegenstelling van de dwaasheid, onvoorzichtigheid, gevaarlijkheid en schadelijkheid van ’t hedendaags ongeloov voorgesteld en aangedrongen, verschenen tussen 1770 en 1776. Van der Wall levert aan de hand hiervan een mooi stukje bredere context door erop te wijzen dat juist in de tijd van Van Nuys Klinkenberg de rol van de ‘expert’ onderwerp van debat werd. De hoogleraar ging prat op zijn kennis van theologie, maar ook van de Verlichting. Dit ondanks dat hij van mening was dat diens verdraagzaamheid leidde tot onverschilligheid, wat weer zou leiden tot het grootste kwaad, namelijk ongeloof. Het was precies het gebrek aan kennis van de theologie onder veel verlichte denkers dat hij hen verweet. Ons zal dit bekend voorkomen. Ook nu nog wordt volop gedebatteerd over de vraag welke rol ‘deskundigen’ zouden moeten spelen in het publieke debat ten opzichte van leken. Naast deze bredere context is van der Wall ook niet te beroerd om op subtiele wijze haar eigen mening over bepaalde zaken in het stuk te verwerken. Over de rol van religie als sociale cohesie stelt zij bijvoorbeeld: ‘van allerlei kanten wordt ons gemeld dat godsdienst goed is voor de “sociale cohesie”’, waarna zij even verderop schrijft: ‘of godsdienst werkelijk die zo verhoopte samenbindende rol vervult, en niet evenzeer als splijtzwam in de maatschappij kan fungeren, is een vraag waaraan men gemakkelijk voorbij lijkt te willen gaan’. (p. 130) Haar antwoord op deze vraag laat zich gemakkelijk raden. Deze betogende manier van schrijven vind ik persoonlijk een welkome aanvulling op een verder uitstekend wetenschappelijk stuk. Het is één van de manieren waarop historische onderzoek relevant kan worden gemaakt voor het actuele publieke debat, iets dat naar mijn mening alleen maar positief kan worden opgevat.
Het gaat hier te ver om alle artikelen te bespreken, iets dat ook helemaal niet nodig is want dat zou de lezer van een hoop plezier beroven. Om de interesse te wekken kan nog genoemd worden de trend die door Buisman in de inleiding opgemerkt wordt, namelijk dat de tegenstellingen tussen verlicht denkers en conservatieve gelovigen zich verharde naarmate de achttiende eeuw vorderde. De Verlichting zoals de meesten onder ons deze zien komt daardoor aan het einde van die eeuw duidelijk in beeld. Dit volgt ook helder uit de essays en bronteksten, waardoor dit als rode draad van het boek kan worden beschouwd.
Verlichting in Nederland is door zijn losse opzet van een twaalftal essays met bronteksten toegankelijk en erg prettig om te lezen, zowel voor de lezer die even kort een artikel wil lezen als degene die het in een ruk wil uitlezen. Het is een verhelderend boek over de verhouding tussen rede en religie in de achttiende eeuw, dat de nodige nuance aanbrengt op ons beeld van de Verlichting. De auteurs zijn dan ook in hun opzet geslaagd. Kortom, het is een duidelijke aanrader voor iedereen die enige interesse heeft voor het onderwerp.
Joost Westerweel