Verzet tegen Napoleon, Lotte Jensen

Reviewer: Jelmer Rotteveel

Lotte Jensen, Verzet tegen Napoleon

Lotte Jensen, Elst en Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2013
ISBN: 978 94 6004 125 9

224 pagina’s
€17, 50

Verzet tegen Napoleon

In het in 2013 verschenen werk Verzet tegen Napoleon verdiept neerlandica en filosofe Lotte Jensen zich in de aard van het verzet tegen de Franse keizerlijke overheersing. Het standaardbeeld, zo schrijft Jensen, ‘is dat de Nederlanders het napoleontische bewind gelaten ondergingen en nauwelijks in opstand kwamen. Dat beeld is eenzijdig, want er bestond wel degelijk een levendige anti-Franse verzetscultuur.’(p.10). Deze verzetscultuur behandelt zij op drie niveaus: het huiselijke, nationale en internationale. In haar inleiding geeft de auteur een globale beschrijving van het verzet ten tijde van het Koninkrijk Holland en wijst zij erop dat het noodzakelijk is deze periode en de Inlijving (1810) niet als een continuüm te beschouwen.
De inlijving in het Keizerrijk vormt het startpunt van het tweede hoofdstuk, dat, begrijpelijkerwijs, vooral gaat over de intensivering van de censuur nu de vrij gematigde Lodewijk Napoleon het veld heeft moeten ruimen. Daarna volgen de drie hoofdstukken die de kern vormen van het boek. Hieruit blijkt duidelijk dat Jensen met haar drie niveaus niet doelde op het ‘praktisch’ verzet in huiselijke kring, op nationaal of internationaal niveau.  Zij doelt hiermee op de drie niveaus of liever; thema’s, die herhaaldelijk terugkeren in de werken van de auteurs die in Verzet tegen Napoleon de hoofdrollen vervullen. Dit zijn Cornelis Loots (1764?-1834), Jan Frederik Helmers (1767-1813), en Hendrik Tollens (1780-1856), de ‘grote drie van de verzetsliteratuur’ (p. 91). Deze reputatie danken zij aan respectievelijk De Hollandsche Taal (1810), De Hollandsche Natie (1812), en een reeks vaderlandse ‘romancen’ geschreven tussen 1807 en 1813.
In haar behandeling van de werken van deze (en enkele andere) belangrijke Nederlandse auteurs wordt duidelijk wat Jensen nu precies onder ‘verzet’ verstaat. Louter cultureel verzet, met de daarbij behorende literaire voorstelling van de huiselijke kring, de echte ‘vaderlandse held’ en de Nederlandse natie. Deze worden behandeld in drie thematische hoofdstukken, over ‘de’ huiselijkheid, het Nederlanderschap en het wereldburgerschap. In het hoofdstuk over het Nederlanderschap behandelt Jensen onder andere de opvattingen over ‘de moedertaal’, de vaderlandse geschiedenis en de zeden. In het derde en laatste hoofdstuk gaat zij in op de voorstellingen van en de opvattingen over de rampzalige veldtocht naar Moskou in 1812 en het concept wereldburgerschap. Hoewel bovenstaande indeling met kennis van de achtergrond van de auteur logisch is, is de titel Verzet tegen Napoleon, vanwege de suggestie van algemeenheid, misleidend. Meer dan een studie van het verzet van de Nederlandse bevolking is het een grondig relaas over de verbeelding ervan. Aan de hand van (soms omvangrijke) citaten toont Jensen op effectieve wijze aan dat in de dichtbundels, boeken en tijdens theatervoorstellingen op vele manieren verzet werd geboden tegen de Franse dwingelandij en dat de censuur haar doel voorbij schoot. Vanaf 1 januari 1811 werd een decreet van 5 februari 1810 van kracht verklaard waarmee de drukpers in Frankrijk al werd gereguleerd. Teksten moesten nu voorafgaand aan publicatie door speciaal daarvoor aangestelde ‘censeurs’ worden gekeurd (p.35). Weinig werken bleven hierdoor ongeschonden. De gebrekkige beheersing van het Nederlands door de Franse ambtenarij en de inventiviteit van de auteurs leidden echter vaak genoeg tot vreemde vergissingen. Onbedoeld had de censuur bovendien een positief effect. In plaats van het tegengaan, werd juist het behoud van, en de verdere vorming van een Nederlandse nationale identiteit gestimuleerd. Juist door de beperkingen werden kosten noch moeite gespaard om onder druk van ‘hen’ de identiteit van ‘wij’ te behouden door voortdurend te wijzen op de Nederlandse ‘eigenheid’. Dit alles weet Jensen op effectieve en interessante wijze aan te tonen. Het beeld dat zij schetst is echter niet compleet, omdat zij door haar insteek andere vormen van verzet uit het oog verliest. Juist het leggen van verbanden tussen het verzet in literaire kringen en op de bühne met de dagelijkse praktijk had Verzet tegen Napoleon een duidelijke meerwaarde kunnen geven. Nu is het inderdaad, zoals Jensen zelf in haar epiloog aangeeft, (te) eenvoudig om het culturele protest van Tollens, Helmers en Loots af te doen als ‘het verzet van een handjevol intellectuelen dat ver boven het gewone volk stond’. (p. 186). Door haar insteek weet zij de twee echter niet voldoende bij elkaar te brengen. Desondanks vormt het boek een prettig, soms luchtig geschreven, en door vele citaten verrijkt relaas over een onderwerp dat in de context van de Franse overheersing door de nadruk op de politieke en militaire weerstand onderbelicht is gebleven. Jensen’s werk is niet geschikt voor lezers die op zoek zijn naar een boek over het verzet tegen Napoleon in het algemeen. Voor geïnteresseerden die zich een beeld willen vormen van de voorstelling, vorming, en het behoud van de Nederlandse identiteit aan het begin van de negentiende eeuw is dit werk echter zeker wèl een aanrader.

Jelmer Rotteveel